Eern kloosterzuster poseert met haar vader (?) onder een afdak. De kloosterlinge draagt een wit habijt met een zwart scapulier (schouderkleed). Ze draagt de gordel boven het scapulier. Haar kap is zwart met een witte onderkap, muts en kraag. Onderkap, muts en kraag zijn gesteven. De mand draagt een hoed en overjas. Op de achtergrond is een fabriek te zien.