Fritz Schlegelmilch vertrekt thuis in Manebach(Thüringen, Duitsland) op 26 september 1915 en komt aan in Roeselare (West-Vlaanderen). Hij krijgt onderdak bij Julia in de Gitsestraat. Zijn gastvrouw vertelt dat haar man krijgsgevangen is in Duitsland en er op een boerderij werkt. Ze beschouwt de Duitse soldaten als een soort afgezant van haar man.
Voor de tweede keer naar het front
Uit de titel (‘Zum zweiten Male zur Front’) en de eerste alinea blijkt dat Fritz Schlegelmilch na een verlofperiode voor de tweede keer naar het front trekt. De uitspraak ‘Kameraden der Ypernfront’ (p. 1) laat al veronderstellen dat hij eerder in de omgeving van Ieper moet gestreden hebben, en de verwijzing naar zijn ervaring in Roeselare op 19 oktober 1914 (p. 5) bevestigt dat.
Hij vertrekt op zondag 26 september 1915 vanuit het station van Manebach. In Gotha stapt hij uit om een bezoekje te brengen aan de familie König, waar hij tijdens zijn leraren- en militaire opleiding onderdak had gevonden. Om 14.45 uur brengen ze hem terug naar het station. Dan gaat het verder over Frankfurt en Saarbrücken naar Metz (p. 2). De trein doet stations als Sedan en Donchery aan om zo in Charleville aan te komen (p. 3). Op het traject Metz naar Charleville lopen ze enorm veel vertraging op en arriveren pas om 00.45 uur. Daardoor missen ze de aansluiting naar Rijsel, moeten er op een brits van het Rode Kruis overnachten en vertrekken pas de volgende morgen (27/09/1915) om 8 uur richting Valenciennes, Rijsel, Kortrijk, Roeselare en Oostende (p. 4).
Twaalf uur later dan verwacht stapt hij in Roeselare uit. Erg blijkt dat niet te zijn omdat de 12de compagnie pas ’s nachts van het front terugkeert. In de Ooststraat hoort hij van onderofficier Bonus dat hij wordt ondergebracht bij ene Julia in de Gitsstraat, waar ook zijn kameraad Altenburg verblijft. Eten doet hij met kameraden in hotel Java en ze nemen de koffie in Café de Paradis. Daarna keert hij naar zijn kwartier terug. Zijn gastvrouw vertelt hem dat haar man in krijgsgevangenschap op een Duitse boerderij werkt (p. 5). Ze is blij met haar Duitse gast die ze als een soort afgezant van haar man beschouwt. Hij maakt ook kennis met haar jongere zus, die zich nog spraakzamer toont dan de gastvrouw zelf.
Hij rust wat, spoedt zich om 01.00 u. naar de Noordstraat, waar zich een uur later de tram (Kleinbahn?) met zijn compagnie aanmeldt. Iedereen wil weten hoe het in de ‘heimat’ is. Uit een grappige dialoog met luitenant Stöve leren we dat Fritz Schlegelmilch leraar is.
De Nederlandse samenvatting van de Duitse tekst werd gemaakt door Rudi Alliet.